Elektriciteit, uw portemonnee en de gemeente
We leven ondertussen al twee jaar in een vrijgemaakte energiemarkt. Wat is er eigenlijk veranderd voor de man in de straat en hoe zit het eigenlijk met de plaats en de rol van de gemeente in dit alles?
Een woordje uitleg is misschien nodig. We zullen het daarbij voornamelijk over elektriciteit hebben. Hetzelfde verhaal kan, met de nodige veranderingen, ook verteld worden voor gas. Voor de vrijmaking was er eigenlijk maar één grote speler. Electrabel zorgde voor de productie van elektriciteit in zijn centrales, zoals de STEG-centrale in Dudzele of de kerncentrale van Doel. Het vervoer van die elektriciteit over het hoogspanningsnet was eveneens in handen van Electrabel. Voor de distributie van de elektriciteit over het laagspanningsnet en de levering bij de klant thuis kreeg Electrabel het gezelschap van de gemeenten (tenminste toch in onze streek, in sommige gebieden namen de gemeenten deze stappen volledig op zich). Electrabel en de gemeenten werkten samen in intercommunales. In onze contreien gaat het over IMEWO. Knokke-Heist participeert in IMEWO en heeft ongeveer 168000 aandelen. Op 31 december van 2004 was dit goed voor ongeveer 1,25 % van alle IMEWO-aandelen of ongeveer 7 miljoen euro (voor elektriciteit en gas samen).
Dit systeem was eenvoudig en werkte goed, maar de prijs die de consument betaalde bleek bij ons hoger te liggen dan in de meeste ons omringende landen. Omdat er geen alternatief was moest de consument slikken en betalen. Het extra geld werd verdeeld over Electrabel en de gemeenten die op die manier een aardige bron van inkomsten hadden. Voor onze gemeente ging het in 2002, nog voor de liberalisering dus, om een bedrag van 3,6 miljoen euro (ook voor elektriciteit en gas samen). Ter vergelijking: voor 2005 verwacht men nog 0,69 miljoen euro dividenden van IMEWO.
Ondertussen had de Europese Unie haar oog laten vallen op de energiemarkten en vastgesteld dat een flinke scheut concurrentie een goede zaak zou kunnen zijn voor de consument. Dit zou vooral het geval zijn in twee van de vier stappen in het proces: de opwekking van elektriciteit aan het begin en de levering bij de klant aan het eind. De twee stappen tussenin, de transmissie (hoogspanning) en de distributie (laagspanning) bleven best een monopolie omdat het, wegens hun kostprijs niet erg interessant zou zijn om meer dan één van die netwerken te hebben.
De monopolies in hoog- en laagspanning moesten dan wel in de gaten worden gehouden opdat ze het belang van de consument niet uit het oog zouden verliezen, bijvoorbeeld bij de vaststelling van de tarieven om van dat netwerk gebruik te maken. In Vlaanderen en België hebben we twee zo’n waakhonden, de CREG (de Commissie voor de Regulering van Elektriciteit en Gas) en de VREG (de Vlaamse Regulator voor Elektriciteit en Gas).
Hoe is de situatie nu? Bij de productie is er nog altijd Electrabel dat een quasi-monopolie heeft. Die dominante positie is niet zo gemakkelijk te veranderen. Men zou concurrenten uit het buitenland kunnen verwachten, maar daarvoor moeten de hoogspanningsnetwerken om de elektriciteit van ginder naar hier te brengen op elkaar zijn aangesloten. Er zijn voorlopig nog te weinig aansluitingspunten. Dit is vooral het geval aan de zuidgrens met Frankrijk, dat wel wat goedkope elektriciteit zou kunnen leveren. Anderen zien een oplossing in het veilen van een stuk van de productie van Electrabel, de zogenaamde virtual power plant.
In de stap van de transmissie of hoogspanning komen we Elia tegen. Elia is een bedrijf waarin Electrabel en de gemeenten participeren in een bedrijf dat ook op de beurs genoteerd is. Elia heeft het monopolie op de hoogspanning. De opbrengsten van Elia worden eigenlijk onrechtstreeks bepaald door de CREG. Die legt immers het tarief vast dat Elia mag vragen aan diegenen die de elektriciteit over zijn netwerk wil sturen (dit zijn de leveranciers van elektriciteit zoals Nuon, Electrabel Customer Solutions (ECS), Luminus,…). Hoe hoger het tarief hoe hoger de opbrengsten en de winst van Elia.
Voor de laagspanning komen we weer bij de intercommunales (ondertussen moeten we spreken van gemeentelijke samenwerkingsverbanden) terecht. Zij zijn de eigenaars van de distributienetwerken die, gelegen onder onze straten, de elektriciteit tot in onze huizen brengen. Ze hebben bovendien een monopolie gekregen van de overheid. Daar staat tegenover dat de CREG de tarieven bepaalt die de intercommunales mogen aanrekenen voor het gebruik van het net.
De laatste stap is het verkopen van de elektriciteit aan de man in de straat. We weten ondertussen dat we daar kunnen kiezen tussen bijvoorbeeld ECS, Nuon, … Zij proberen ons tegen een scherpe prijs elektriciteit te verkopen. In die prijs wordt verrekend wat ze zelf moeten betalen aan bijvoorbeeld Electrabel voor hun eigen aankoop van elektriciteit (de eerste stap), aan Elia voor de transmissie over het hoogspanningsnet (de tweede stap) en aan de intercommunales voor de distributie (de derde stap).
Vooral in deze derde en vierde stap zit voor de gemeenten een moeilijk te slikken pil.
Eén, de aandelenstructuur van de gemengde intercommunales moest op bevel van de overheid worden aangepast. Vroeger had Electrabel daarin het overwicht, nu moeten de gemeenten minstens 70 % van de aandelen in handen hebben. Dat betekent dat de gemeenten IMEWO-aandelen moeten overkopen van Electrabel. Voor Knokke-Heist gaat het over een bedrag van 9,5 miljoen euro dat in 2006 moet worden opgehoest.
Twee, de gemeenten mogen langs de intercommunales niet langer actief zijn in de vierde stap, de levering. Dat betekent dat ze een stuk (maar om één of andere reden niet alle) van hun aandelen die ze in Electrabel Customers Solutions hadden, moesten van de hand doen. Bovendien is die levering niet meer zo winstgevend als vroeger, er is daar immers concurrentie.
Voor onze gemeente leidt dat tot de eigenaardige situatie dat we aandeelhouder zijn van ECS, een leverancier van elektriciteit, maar dat de gemeente haar elektriciteit koopt bij een andere, goedkopere leverancier.
Overigens heeft de lobby van de gemeenten bij de federale overheid zo goed gewerkt dat deze een heffing op de transmissie heeft ingevoerd, de zogenaamde Elia-heffing. De opbrengst van deze heffing wordt verdeeld over de Vlaamse gemeenten en zorgt voor een weliswaar gedeeltelijke compensatie voor het verlies van hun inkomsten. Dit is echter maar een tijdelijke pleister op de wonde, want binnen enkele jaren verdwijnt die heffing weer.
Zo komen we tot onze vragen van bij het begin. Wat is het gevolg van één en ander voor onze portemonnee en voor de portemonnee van de gemeente?
Van een duidelijke daling van de elektriciteitsprijzen is niet echt sprake. Dit is echter niet te wijten aan de liberalisering en de concurrentie. Waar immers de concurrentie kan spelen, namelijk in de vierde stap van de levering, zien we dat die ook werkt en dat leveranciers elkaar de loef proberen af te steken met betere voorwaarden voor de klanten. Dit voordeel wordt evenwel teniet gedaan door een aantal factoren die niets met de liberalisering te maken hebben. Zo is er de stijging van de olieprijzen die de opwekking van elektriciteit duurder maakt. Verder is er de Elia-heffing, de gratis elektriciteit waarvan de kostprijs wordt doorgerekend op de niet-gratis elektriciteit en de verplichte portie groene stroom die duurder is dan de conventionele stroom.
Tweede vraag: hoe speelt de gemeente uit?
Die is dus de vroegere opbrengsten van IMEWO uit de levering van elektriciteit (het zogenaamde immateriële dividend) kwijt, een verlies van ongeveer 3 miljoen euro tussen 2002 en 2005. Er is evenwel een de gedeeltelijke compensatie door de opbrengst van de Elia-heffing. Dat levert onze gemeente in 2005 ongeveer een miljoen euro op.
We participeren in Elia, in IMEWO, in Electrabel en in ECS (de dochter van Electrabel die actief is in de vierde stap).De beleggingen in de eerste twee zijn tamelijk veilig. De inkomsten van Elia en IMEWO worden immers door de overheid (meer bepaald door de CREG) bepaald via hun tarieven. De beleggingen zelf worden gefinancierd via de kapitaalmarkt. Hoewel het risico laag is kan men zich afvragen of het aangewezen is dat de gemeente nog dergelijke participaties aanlegt. Elektriciteit transporteren lijkt mij niet tot de kerntaken van de gemeenten te behoren. Bovendien kan het geen kwaad dit op lange termijn te bekijken. De ontwikkeling van allerlei alternatieve energiebronnen en –vormen, zoals zonne-energie, windenergie, brandstofcellen,… zullen er in de verre toekomst misschien voor zorgen dat de hoog- en laagspanningsnetwerken hun monopoliekarakter verliezen, waardoor ook de gegarandeerde inkomsten van Elia en IMEWO onder druk zouden kunnen komen. Hopelijk kan de gemeente dan op tijd zijn participaties terugtrekken.
De participatie van de gemeente in Electrabel en ECS is pure speculatie. Beide zijn privé bedrijven die opereren in een vrije markt. Dit kan goed, maar ook slecht aflopen, zoals elke belegging. Beleggen in dergelijke aandelen behoort allerminst tot de opdrachten van de gemeente. De kans die zich nu aanbiedt met het openbaar overbod van Suez op de aandelen van Electrabel is voor de gemeente een uitgelezen kans om er, met winst, uit te stappen.
Conclusie: voor de elektriciteitsgebruiker is de liberalisering geen slechte zaak, hoewel de indruk anders kan zijn, maar zoals gezegd spelen hier andere factoren. Voor de gemeente zou het wel eens nuttig kunnen zijn om zijn situatie goed te bekijken. Is participeren in de elektriciteitssector wel zo’n goed idee? Zou het niet beter zijn die participatie te beperken tot wat wettelijk nodig is en de rest af te stoten?
Frank Naert
Raadslid
Augustus 2005